Vijf keer poëzie

Vandaag niet veel woorden van mij, maar des te meer mooie woorden van anderen*.

Toen ik voor deze blog op zoek ging naar een gedicht over de zee, ging ik terug aan het bladeren in mijn schriftje waarin ik als tiener alle gedichten die me raakten, bijhield.

Ookal heb ik het gevoel dat ik sommige gedichten ‘ontgroeid’ ben, toch vind ik ze nog steeds mooi.
Wie zin heeft, laat ik hieronder graag mee genieten.

*Ok, voor wie tot het einde verder leest, toch ook wat woorden van mij, een gedicht dat ik schreef toen ik 18 was 🙂

Photo by Nick Fewings on Unsplash

Poëzie

Zoals je tegen een ziek dochtertje zegt:
mijn miniatuurmensje, mijn zelfgemaakt
verdrietje, en het helpt niet;
zoals je een hand om haar hete voorhoofdje
legt, zo dun als de sneeuw gaat liggen,
en het helpt niet,
zo helpt poëzie.

Herman de Coninck

Photo by Herbert Goetsch on Unsplash

Pluizenkop

Morgen
pluk ik voor jou
de mooiste pluizenkop
die ik vinden kan.

Dan moet je blazen.
Heel zachtjes.
En zeggen:
hij houdt van me.
En dan nogmaals blazen.
En weer zeggen:
hij houdt van me.
En nog eens:
hij houdt van me.
Tot alle pluisjes op zijn.

Als je dat precies zo doet,
dan zal je wel zien:
ik hou van je.

Geert De Kockere

Photo by Sean Stratton on Unsplash

Raak niet verstrikt in de uiterlijke verwarring,
blijf niet hangen in de innerlijke leegte.
Wees kalm in de eenheid der dingen,
dan verdwijnt de tegenstrijdigheid vanzelf.

Seng-t’san

Photo by Adam Bixby on Unsplash

Een verre trein nemen van geen omzien
schepen verbranden
het dagboek zwarte doos van je geheugen
afbreken

vergeten
dat je iets achterliet dat je iets bent
vergeten

op een morgen een goede morgen
word je wakker de zon schijnt zus en zo
je kamer binnen

zus en zo
vallen stralen op je bed
in je gezicht je ogen
precies

zoals
maar niet zoals

als je dan naar het raam gaat
of niet naar het raam gaat

Jo Govaerts

Photo by Eleni Petrounakou on Unsplash

verslagen
met een gevoel van niet meer willen en kunnen
kwam ik thuis
en zocht troost bij de kat.

toen zelfs zij
mijn verdriet niet begreep
en klaaglijk miauwde omdat ze de nacht hoorde roepen
zette ik me op een stoel voor het raam

naar de maan gekeken
die achter de wolken verscholen zat,
geluisterd naar de telefoon die niet rinkelde
beseft dat ik je niet kan missen.

Marian De Groof (2000)

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *